Inleiding
In deze paragraaf presenteren we recente cijfers op het gebied van financiële stromen (inkomsten en subsidies) en de personele en totale lasten. Door de cijfers over inkomsten en subsidies aan elkaar te relateren ontstaat een balans over het aandeel subsidies en aandeel eigen inkomsten. Van in totaal 151 instellingen uit de zes Gelderse regio’s hebben we voor de periode 2021-2022 gegevens verzameld over inkomsten, subsidies en (personele) lasten. Hier presenteren we de cijfers op provincieniveau. Elders gaan we in op de cijfers in de zes Regioprofielen. We kunnen hier al wel vaststellen dat de Groene Metropoolregio (en daarbinnen vooral Arnhem en Nijmegen), op afstand gevolgd door de Gelderse Stedendriehoek (met vooral Apeldoorn) een bepalende invloed hebben op het onderstaande totaalbeeld van inkomsten, subsidies en lasten en die over de verhouding tussen (eigen) inkomsten en subsidies.
Inkomsten
Eigen inkomsten stijgen flink na corona
In 2021 genereren de 151 Gelderse instellingen samen zo’n 75 miljoen euro aan eigen inkomsten (zie de onderzoeksverantwoording voor de gehanteerde begrippen, zoals het begrip eigen inkomsten). Dat stijgt in 2022, het eerste niet-coronajaar, naar 118,8 miljoen euro. Een toename van 58%.
Film/AV/media, producten podiumkunsten en de podia krabbelen sterk op na corona
De eigen inkomsten kunnen we verdelen naar discipline. De musea, podia (theaters en concertzalen) en de centra voor kunsteducatie (CKE’s) en bibliotheken hebben flinke aandelen in de totale eigen inkomsten: In 2022 hebben de musea rond de 26 miljoen euro aan eigen inkomsten (was 19 miljoen in 2021), de podia 22,5 miljoen (was 11 miljoen in 2021) en de CKE’s en bibliotheken samen 21 miljoen (was 18,5 miljoen in 2021). Hieruit blijkt al dat sommige soorten cultuurinstellingen minder ‘last’ hebben gehad van corona, c.q. minder afhankelijk zijn van publieksinkomsten uit kaartverkopen dan andere disciplines.
Een opvallende positie neemt de film/AV/mediasector in: de instellingen in deze sector die een subsidierelatie met de gemeenten hebben, gaan van bijna 5 miljoen euro eigen inkomsten in 2021 naar 15,9 miljoen euro in 2022, een verdrievoudiging. De producenten podiumkunsten (gezelschappen, orkesten, etc.) krabbelen sterk op: van 3,5 miljoen in 2021 naar 6,8 miljoen in 2022, bijna een verdubbeling. Dat geldt ook voor de podia. Hierboven bleek al dat de podia hun eigen inkomsten verdubbelen. De poppodia gaan van 9,7 miljoen eigen inkomsten in 2021 naar 15,7 miljoen in 2022. De visuele kunsten en de festivals hebben bescheiden aandelen in de totale eigen inkomsten. Deels komt dat doordat we ook weinig cijfers van festivals hebben ontvangen. De visuele kunsten hebben doorgaans weinig eigen inkomsten, voor of na corona.
Aandeel publieksinkomsten weer op niveau van voor corona
Van de 75 miljoen euro eigen inkomsten in 2021 zijn 40,5 miljoen euro publieksinkomsten (met name worden inkomsten uit kaartverkoop bedoeld, maar ook inkomsten uit horeca tijdens uitvoeringen; zie de onderzoeksverantwoording). Dat is 54%. In 2022 ligt dat op 82,4 miljoen euro op totaal 119 miljoen euro, een aandeel van ruim 69%. Andere eigen inkomsten, zoals sponsoring of bijdragen uit private fondsen zijn bescheiden, respectievelijk 1% en 7% gemiddeld over beide jaren.
Musea, podia, film/AV/media en CKE’s en bibliotheken zorgen voor driekwart van de publieksinkomsten
Musea hebben met 11,3 miljoen euro publieksinkomsten in 2021 en 18,4 miljoen euro in 2022 de grootste aandelen in de totale publieksinkomsten. Bij de podia is dat 4,7 miljoen in 2021 en 15,6 miljoen in 2022. Soortgelijke aandelen in de totale publieksinkomsten zien we ook bij de film/AV/mediasector: van 3 miljoen naar 15 miljoen euro in 2022. De CKE’s en bibliotheken hebben een bijna gelijk aandeel: 12,3 miljoen euro in 2021 en 13,6 miljoen euro in 2022. Samen zijn deze instellingen goed voor ruim driekwart van alle publieksinkomsten. Bescheiden inbreng hebben de producenten podiumkunsten, de visuele kunsten, festivals en letteren. De poppodia scoren met 2,6 miljoen euro in 2021 en 10 miljoen in 2022 ook redelijk hoog.
Subsidies
Subsidies stijgen licht na corona; de helft komt van gemeenten
In 2021 gaat er 167,8 miljoen euro subsidies rond bij de 151 instellingen. In 2022 is dat licht gestegen naar 170,1 miljoen euro. Een toename van iets meer dan 1%.
Ruim de helft komt van de gemeenten (55% in 2021 en 57% in 2022). De bijdrage van de provincie is bescheiden (tussen de 3% en 4%), net als die van de zes cultuurfondsen (1% à 2%). Het Rijk heeft via de BIS wel een relatief grote inbreng in Gelderland: zij staan voor 22% van alle subsidies zowel in 2021 als 2022.
CKE’s en bibliotheken opvallend groot aandeel in subsidies
Bezien naar discipline krijgen de CKE’s en de bibliotheken gemiddeld 44% van de totale subsidies. De musea volgen met in beide jaren rond de 25% van de subsidies, ook weer op afstand gevolgd door de producenten podiumkunsten (15%-16%) en de podia (14%). De CKE’s en bibliotheken, podia en in mindere mate de musea worden vaak door de gemeenten ondersteund; de producenten van podiumkunsten krijgen relatief vaker BIS-gelden.
Visuele kunsten, letteren, festivals en film/AV/media krijgen relatief weinig subsidie
Visuele kunsten, letteren, festivals en instellingen uit de film/AV/mediasector krijgen relatief weinig subsidie: over beide jaren bezien respectievelijk 0,2%, 1,7%, 2,6% en 3% van de totale subsidiepot. Gemeenten hebben over het algemeen veel subsidierelaties met musea en (pop)podia, het Rijk en de fondsen met gezelschappen en andere producenten podiumkunsten. De andere sectoren vallen vaker tussen wal en schip.
Lasten
Uit de jaarrekeningen van de 151 instellingen is de verhouding tussen personeelslasten en totale lasten afgeleid.
Stijgende totale lasten bij film/AV/media en poppodia; daling bij visuele kunsten en letteren
In 2021 hebben de culturele instellingen in Gelderland zo’n 227,8 miljoen euro aan lasten. Dat is gestegen naar 281,3 miljoen euro in 2022 (een stijging van 24%). Grootste aandeel in de totale lasten hebben de CKE’s en bibliotheken (76,3 miljoen in 2021 en 84,2 miljoen in 2022). Ook de musea tellen flink mee: 52,5 miljoen in 2021 en 59,4 miljoen in 2022). Dat geldt ook voor de podia (van 28,8 miljoen naar 42,3 miljoen) en de producenten podiumkunsten (31 miljoen in 2021 en 36,4 miljoen in 2022).
We zien vooral een stijging in de totale lasten bij de film/AV/media en de poppodia. In de eerste sector stijgen de totale lasten met 133% (van 8,9 miljoen naar 20,7 miljoen). Bij de poppodia is dat 63% (van 10 miljoen naar 16,4 miljoen). Bij de visuele kunsten en de letteren dalen de totale lasten juist: met respectievelijk 20% en 14%. Zij zijn waarschijnlijk in afgeslankte vorm uit de coronacrisis gekomen.
Stijgende personeelslasten bij de poppodia en film/AV/media; daling visuele kunsten
In 2021 zijn er in totaal 114,1 miljoen euro aan personeelslasten, tegen 134,5 miljoen in 2022 (een stijging van 18%). De stijging in de personele lasten is minder sterk dan die in de totale lasten. De stijging van de totale lasten hebben dan ook waarschijnlijk met sterker gestegen huisvestings- en energiekosten te maken. Grootste aandeel hebben opnieuw de CKE’s en bibliotheken (37,3 miljoen in 2021 en 41,5 miljoen in 2022) en ook de musea (24,3 miljoen in 2021 en 28,1 miljoen in 2022).
De grootste stijging in personeelslasten zien we terug bij de poppodia: 62% (van 5 miljoen naar 8,2 miljoen euro) en de film/AV/media: 45% (van 2,8 miljoen naar 4 miljoen). Ook de personeelslasten bij de podia en de festivals stijgen relatief flink: respectievelijk 32% en 29%. Opnieuw zien we een daling bij de visuele kunsten: -49%. Hier past de kanttekening dat we
Aandeel personeelslasten hoog bij letteren en producenten podiumkunsten; laag bij film/AV/media en visuele kunsten
Het aandeel personeelslasten op de totale lasten is, overall bezien, niet sterk veranderd (50% in 2021 en 48% in 2022). De hoogste aandelen personeelslasten hebben de producenten podiumkunsten (rond de 73% in beide jaren) en letteren (58% in 2021 en 70% in 2022). Het laagst zijn deze aandelen bij de film/AV/media (31% in 2021 en 19% in 2022) en de visuele kunsten (39% in 2021 en 25% in 2022). Ofwel het aandeel personeelslasten is bij de letteren sterk gestegen en bij visuele kunsten evident gedaald. Dit geeft aan dat waarschijnlijk vooral de visuele kunsten in afgeslankte vorm uit de coronacrisis is gekomen.
Rato inkomsten en subsidies
Tot slot relateren we de cijfers over eigen inkomsten met die over de subsidies. We kunnen zo zien hoeveel eigen verdiensten er staan tegenover de publieke investeringen en hoe zich dat ontwikkelt.
Het aandeel eigen inkomsten, vergeleken met het aandeel subsidies stijgt; vooral bij film/AV/media, visuele kunsten en letteren
Overall stijgt het aandeel eigen inkomsten op het totaal aan subsidies. In 2021 was dat 43% en in 2022 is dat 66%. Dat betekent dat van elke euro subsidie er in 2021 43 eurocent zelf bij werd verdiend en dat dat is gestegen naar 64 cent per euro subsidie in 2022. De stijging zien we bij alle disciplines terug. Het sterkst zien we dat bij de film/AV/media, visuele kunsten en letteren met respectievelijk een toename van 231% (1,08 euro in 2021, 3,59 eurocent in 2022 eigen inkomsten per euro subsidie), 204% (20 eurocent naar 61 eurocent eigen inkomsten per euro subsidie) en 187% (5 eurocent naar 13 eurocent eigen inkomsten per euro subsidie).
Film/AV/media en poppodia verdienen meer dan ze subsidies krijgen; letteren, producenten podiumkunsten, festivals en CKE’s en bibliotheken minder
Bij instellingen uit de film/AV/media-sector en de poppodia zijn de eigen inkosmten groter dan de toegekende subsidies. Zoals al aangeven, is dat 1,08 euro tegen elke euro subsidie in 2021 bij de film/AV/media en dat stijgt naar 3,59 euro. Bij de poppodia is het saldo – zelfs in het coronajaar 2021 – 1,99 euro tegen elke euro subsidie en dat is 3,22 euro in 2022. De laagste rato hebben de letteren, producenten podiumkunsten, festivals en de CKE’s en bibliotheken: over alle jaren bezien schommelt dat gemiddeld rond de 9% in de letteren, 23% bij de producenten podiumkunsten en 30% bij de festivals en bij de CKE’s en bibliotheken.
Meer weten?
Bekijk het dashboard voor alle indicatoren over Economisch Kapitaal en bekijk de pagina Economisch Kapitaal voor meer context.